26 augustus is een bijzondere dag. Op die dag vond 125 jaar geleden de oprichting plaats van de Sociaaldemocratische Arbeiderspartij, waar socialistische bewegingen al even (in de marge) actief waren in het Nederland van de negentiende eeuw.
Waarom sociaaldemocratie?
De oorsprong van de sociaaldemocratie ligt in het feit dat de overheid tot dan toe een nachtwakersstaat erop nahield, wat feitelijk betekende dat de volledige markt zichzelf wel zou reguleren. De overheid was er om ervoor te zorgen dat alles veilig bleef, bedrijven en burgers moesten alles verder zelf regelen. In een tijd van opkomende industrie ter vervanging van veel handenarbeid ontstond de arbeider, die gebukt ging onder lange werktijden op een onveilige werkplek, zonder enig recht bij ziekte en zonder een oudedagvoorziening.
Steeds groter
In de negentiende eeuw kende ons land tot 1887 het censuskiesrecht, wat betekende dat alleen de rijkere (mannelijke) burgers mochten stemmen. Hierdoor waren arbeiders politiek gezien nauwelijks vertegenwoordigd, waardoor confessionelen (gelovigen) en liberalen het voor het zeggen hadden. Het was een oneerlijke strijd omdat nog steeds de SDAP en dus de arbeider ondervertegenwoordigd was met telkens minder dan 10 van de 100 zetels. Met deze beperkte minderheid kwam het vooral neer op het ondersteunen van vakbonden, die stakingen organiseerden waardoor de arbeider sterker stond.
Maar door het afstappen van het censuskiesrecht (alleen de rijkeren mochten stemmen) kwam er steeds meer verandering in het aantal mensen dat mochten stemmen. Steeds meer mocht “de gewone man” zijn stem laten gelden, versterkt door het algemeen mannenkiesrecht in 1917 en twee jaar daarna daarna het algemeen vrouwenkiesrecht (dat dus dit jaar haar 100e verjaardag viert!). Uiteindelijk wist de SDAP tot de Tweede Wereldoorlog steeds 15 tot 24 van de 100 zetels wist te behalen.
Echte invloed sinds 1946: Partij van de Arbeid
Hoewel de SDAP groeide en een behoorlijk zetelaantal haalde voor de oorlog, wist de partij pas in 1939 voor het eerst deel te nemen aan een regering. Het duurde door verzuiling en de oorlog zelfs tot 1946 voordat er een nieuwe stap werd gezet. Samen met twee andere partijen fuseerde de SDAP tot een nieuwe, brede sociaaldemocratische partij: de Partij van de Arbeid. Onder leiding van Willem Drees werd een stevige basis gelegd voor de sociale voorzieningen en de verzorgingsstaat zoals die grotendeels nu nog zichtbaar is.
Een veranderde strijd
De strijd van 1894 (oprichting SDAP), 1917 (kiesrecht) en 1948 (sociale voorzieningen) was een totaal andere dan de strijd die de sociaaldemocratie tegenwoordig moet aangaan. Er zijn vangnetten voor werkloosheid, ziekte en ouderdom, er zijn grenzen aan werktijden en arbeidsomstandigheden. Natuurlijk moet je behouden wat je ooit voor elkaar hebt gekregen, maar er zich alweer dient een nieuwe strijd aan die in de kern gelijkenissen toont, maar door het tijdsbeeld anders is.
Lodewijk Asscher verwoordt het vandaag als volgt: ,,Waar toen de arbeider moest worden beschermd tegen het hyperkapitalisme, is het nu tegen de aandeelhouder. Die profiteert en de werknemer krijgt onzekerheid. De behoefte aan bescherming van arbeiders, aan inspraak, die is er nog steeds.’’
Het doet mij denken aan de Thijs Wöltgenslezing van Henk Nijboer in mei van dit jaar, maar ook aan het bezoek van Asscher aan HuB Kerkrade afgelopen juni. De ongelijkheid tussen de zekerheid van aandeelhouders enerzijds en werknemers anderzijds is gigantisch. Waar aandeelhouders een risicoloos bestaan erop na kunnen houden, badend in dividenduitkering op dividenduitkering, vechten werknemers tegen steeds onzekerheid. Werknemers zijn steeds vaker speelbal van de markt met onzekerheid op werk, zorg en een menswaardig bestaan als gevolg.
Het is deze strijd die nog niet gestreden is en de PvdA onmisbaar maakt. Lees hier het interview met Asscher in het AD.